Monsters en Engelen
- Karen Hartmans-Winter
- 15 jun 2024
- 3 minuten om te lezen
Ik ben opgegroeid met één been in de ene cultuur en de andere in een totaal verschillende. Het ene been staat in de Nederlandse cultuur, voor zover de cultuur van mijn reislustige vader Nederlands genoemd kan worden. Als je op je 18e Nederland uitwandelt, de 10 jaar daarop in Marokko doorbrengt en vervolgens naar Curaçao emigreert, hoe Nederlands ben je dan nog?
Mijn andere been staat in de Curaçaose cultuur. Whatever dat overigens ook is, want met een bataljon aan rassen, geloven en maatschappelijke posities is het ook maar afwachten wat je van het geheel meeneemt.
Kort door de bocht kun je het verdelen tussen zwart en wit. Maar eigenlijk is de verdeling: Nederlands en Antilliaans. Ik heb altijd het idee gehad dat ik moest bemiddelen. Ik moest opkomen voor de Antilliaan ten opzichte van Nederlanders en ik moest opkomen voor de Nederlander ten opzichte van de Antilliaan. Ik moest verzoenen. Ik moest het goedmaken. Van wie? Ja, waarom deed ik dat altijd? Altijd ging, kwam of bevond ik me tussen de verachting van 'de Nederlander' en de haat van 'de Antilliaan'. Er was geen ruimte voor nuances en dat was een probleem, want ik was een levende nuance.
Er waren veel meer dubbelbloeden zoals ik en toch had ik het gevoel dat ik als enige zo leed. Veel later leerde ik dat ik in loyaliteitsconflict zat. Precies zoals het bij kinderen van gescheiden ouders kan werken. Wat als je liefde voor de één, je de liefde van de ander kan kosten?
Ik ben gek op geschiedenis en enerzijds is dat lekker om het heden te ontvluchten, maar anderzijds is dat ook om de actualiteit te kunnen plaatsen. Mijn Curaçaose grootvader heeft een biografie achter gelaten voor zijn 'kleinkinderen, zijn achterkleinkinderen en zijn achter-achterkleinkinderen, opdat ze zullen weten wie hun grootvader was'. Ik ben er heel erg blij mee, want dankzij alles wat hij verteld heeft, kan ik nog dieper graven en mijn familie beter leren kennen. Ik ben echt een familiedier, zelfs voorouders uit een ver verleden heb ik onvoorwaardelijk lief, wat ze ook maar wel of niet uitgevreten hebben. Voor sommigen bespeur ik zelfs een irrationele genegenheid, waarvan ik de oorsprong niet kan uitleggen.
Wat wel erg jammer is, is dat ik mijn opa pas na het lezen van zijn biografie heb leren kennen, bij leven trok ik altijd meer naar mijn grootmoeder. En dat is zonde, want ik had me misschien niet zo eenzaam gevoeld in mijn situatie van dubbelbloed zijn, als ik het met hem had besproken. Ik besef nu pas hoeveel onze situaties op elkaar lijken. Hij als kind van een donkere dame van het platteland en een blanke, voorname, rijke heer. Natuurlijk had hij een paar extra loodjes te sjouwen, want zijn ouders waren niet getrouwd en dat in een tijd waarin men het nodig vond om daar een enorme heisa van te maken. Waarin men standverschillen van onoverkomelijk belang achtte en waarin je levenspad een onweerlegbaar gevolg was van de kleur van je huid.

Wat ontdekte ik? Nuance! Wat blijkt, ondanks de sociale omstandigheden was daar ruimte voor liefde, was daar ruimte om een weg te vinden die zowel door vaders (blank) als moeders (donker) familie kronkelde. Kon ik nog maar heel even met hem praten over hoe fijn het is om beiden zo lief te hebben. Kon ik maar anders om zijn gegaan met de blanke Curaçaose familie van wie ik lang gedacht heb dat ze hem niet zagen staan. Eeuwig zonde!
Natuurlijk was het allemaal geen rozegeur en maneschijn geweest, we blijven uiteindelijk allemaal gewoon mensen, en zij die zonder vooroordeel zijn mogen de eerste steen werpen, maar er had ruimte geweest voor meer nuance.
En daarom graaf ik nu in onze genealogie.
Om met trots de rouwrandjes te laten zien van wat ons allemaal mens maakt.
Een mens waarin een monster schuilt, maar ook een engel.


Opmerkingen